Bedenk op tijd welke getuigen in een strafzaak gehoord moeten worden

In artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is voorgeschreven dat verdachten in een strafzaak een eerlijk proces dienen te krijgen. Een onderdeel van het recht op een eerlijk proces is het ondervragingsrecht van getuigen. Dat is logisch. Getuigenverklaringen kunnen het verschil maken tussen een vrijspraak en een bewezenverklaring en het ondervragingsrecht mag de verdediging in beginsel niet onthouden worden.

Toch wijst de praktijk uit dat de uitoefening van dit recht niet zo vanzelfsprekend is. Voor 2021 werden verzoeken tot het horen van getuigen die een belastende verklaring tegen een verdachte hadden afgelegd, nog wel eens afgewezen omdat door de verdediging onvoldoende was toegelicht waarom het horen van deze getuigen van belang was voor de later door de rechter te nemen beslissing. Sinds het Keskin-arrest uit 2021 hoeven verzoeken tot het ondervragen van getuigen die een verklaring hebben afgelegd die tegen de verdachte kunnen worden gebruikt, niet meer worden toegelicht. Volgens het Europees Hof is het vanzelfsprekend dat een verdachte een belang heeft bij het horen van deze getuigen.

Toch is de discussie ten aanzien van het horen van getuigen nog niet geëindigd. Vorig jaar werden er in drie verschillende zaken bij verschillende gerechtshoven verzoeken tot het horen van getuigen geweigerd. Hoewel de getuigen belastend hadden verklaard, werden de verzoeken door de gerechtshoven afgewezen omdat de verzoeken pas te laat, namelijk op de inhoudelijke behandeling werden gedaan.

De Hoge Raad heeft op 14 oktober jl. een kader geschetst onder welke omstandigheden dergelijke verzoeken mogen worden afgewezen. Het komt erop neer dat een verzoek niet alleen mag worden afgewezen als uitoefening van het ondervragingsrecht tot te veel vertraging van het strafproces zou leiden. Alleen als de verdediging eerder te kennen heeft gegeven af te zien van het ondervragingsrecht, zou de rechter tot een afwijzing kunnen komen. Hoewel de verdediging natuurlijk van gedachten kan veranderen ligt de lat voor toewijzing dan wel een stuk hoger. Als de rechtbank of Hof niet onder de indruk is van de toelichting van de verdediging waarom het van gedachten is gewisseld, kan de rechtbank oordelen dat de verdediging het ondervragingsrecht heeft verspeeld. De rechtbank moet daarbij wel bezien of de verdachte over het algemeen wel een eerlijk proces heeft gehad. Waarschijnlijk gaat ook deze discussie verder bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens.

Om het risico te vermijden dat bepaalde ondervragingsverzoeken op zitting worden afgewezen, dient de verdediging dus op tijd beslissingen te nemen ten aanzien van de te horen getuigen. Het gevolg van deze uitspraak zou kunnen zijn dat er door de verdediging eerder zal worden gevraagd om bepaalde getuigen te horen. Ook als er nog twijfel bestaat over de wens tot het horen van deze getuigen. Het intrekken van een verzoek tot ondervraging is doorgaans eenvoudiger dan een verzoek tot het alsnog horen van een getuige.

 

Mr. D.M. Penn

Deel online